Stichting Willibrordusorgel

Ton van Eck


Geplaatst op: 11 maart 2025


Ton van Eck

Ton van Eck
Aanvang: 2025-06-28 16:00:00 u.
Einde: 2025-06-28 17:30:00 u.

Programma

Louis Vierne (1870-1937)                               Uit Pièces en style libre
– Prélude
– Berceuse
– Divertissement
Gaston Litaize (1909-1991)   Uit 24 Préludes liturgiques
– 14. Sur un thème Breton

Uit XII Pièces pour Grand Orgue
– 8. Toccata sur le Veni Creator

Eugène Gigout (1844-1925) Uit Dix Pièces pour Grand Orgue
–  Scherzo
Augustin Barié (1883-1915) Symphonie pour Grand Orgue, op. 5
– Prélude
– Fugue
– Adagio
– Intermezzo
– Finale

Organist

Ton van Eck is titulair organist van de kathedrale basiliek St.-Bavo, Haarlem. Uitgebreidere informatie over hem is te vinden op deze website of op de website van het College van Orgel-adviseurs Nederland.

Toelichting op het programma

Drie van de vier componisten van hedenmiddag waren blind. Dat er in Frankrijk relatief veel blinden werden opgeleid tot organist is niet verwonderlijk, Louis Braille (1809-1852), de uitvinder van het naar hem genoemde blindenschrift, was zelf organist.

Louis Vierne schreef in 1913-’14  de 24 Pièces en Style libre die zowel op harmonium als op het pijporgel konden worden uitgevoerd. Technisch zijn de meeste van deze werken niet veeleisend ook niet voor de toehoorder. Er zitten enkele pareltjes tussen die verdienen om te worden uitgevoerd zoals de elegante Prélude, opgedragen aan de componiste Nadia Boulanger en de tere Berceuse (op de woorden “Do, do, l’enfant do, l’enfant dormira bien vite”), opgedragen aan zijn dochtertje Colette (1907-1961). Wel virtuoos is het Divertissement dat in een voortdurende beweging en een crescendo van begin tot eind uitmondt in een korte maar virtuoze pedaalsolo.

Naar het voorbeeld van Vierne, schreef ook Gaston Litaize een verzameling van korte orgelstukken, de 24 Préludes Liturgiques. Het Bretonse thema dat aan deze variaties ten grondslag is gebaseerd op slechts vier opeenvolgende tonen. Mede dankzij de subtiele harmonieën van Litaize en zijn registraties is dit een kleurrijk stuk. De virtuoze Toccata sur le Veni Creator uit Douze Pièces pour Grand Orgue is gecompneerd als feestelijk naspel voor het Pinksterfeest.

Soms wordt een componist geraakt door een speciale inspiratievonk. Dat moet bij Eugène Gigout het geval zijn geweest bij dit Scherzo. Misschien ligt het aan het thema, een hoornachtige fanfare met toch een licht, lyrisch trekje in het vervolg of aan het humoristische trio op afwisselende klavieren, of aan het onverwachte, coda en puntige slot? In elk geval is het een pakkend stuk waarin Gigout zijn compositorische vaardigheden heeft bewezen en ook nu nog de toehoorders een moment van ontspanning bezorgt.

De op 23 november 1883 blind geboren Augustin Barié werd opgeleid aan het Franse Nationale Blindeninstituut waar hij orgelles ontving van de eveneens blinde Adolphe Marty, die een oud-leerling van César Franck was. Daarna studeerde hij aan het Conservatoire de Paris bij Alexandre Guilmant en Louis Vierne. In 1907 behaalde hij een eerste prijs voor orgel aan dat instituut waarna hij werd benoemd tot organist van de Saint-Germain des Prés in Parijs en daarna als orgelleraar aan het Nationale Blindeninstituut. Hij was een groot improvisator. Augustin Barié overleed op 22 augustus 1915 aan een hersenbloeding en werd in beide functies opgevolgd door André Marchal die een trouw pleitbezorger van zijn composities was,

Zijn in 1911 in druk verschenen Symfonie voor orgel op. 5 schreef Barié in 1907, op 23-jarige leeeftijd. Deze  compositie gelijkt, wat betreft de vorm op de Eerste Symfonie van zijn leraar Louis Vierne aan wie het werk is opgedragen. Evenals bij Vierne’s Eerste Symfonie zijn de eerste twee delen een Prélude (I) en een Fugue (II), maar in tegenstelling tot Vierne’s Eerste Symfonie kent die van Barié een cyclische vorm. De korte, inleidende Prélude en de soepele, daaropvolgende vierstemmige Fugue, beide in bes mineur, zijn gebaseerd op hetzelfde, melancholieke thema, dat in het laatste deel (Finale) terugkeert, maar dan op martiale wijze in majeur. De Prélude is een soort sombere en ongeruste passacaglia. De Fugue vormt een mooi voorbeeld van de contrapuntische Franse orgelkunst in de school van César Franck.

Het lange Adagio (III), in des mineur, heeft een A B A’ – vorm. Het eerste deel daarvan (A) kent twee thema’s. Het begint met een breed koraal (a1) waarvan het tweede gedeelte zich ontwikkelt tot een zelfstandig thema (a2). Beide thema’s worden met rijkelijke modulaties contrapuntisch gevarieerd en begeleid door de zwevende Voix céleste van het Récit. Het relatief korte middengedeelte (B) heeft oriëntaalse trekken die worden versterkt door het gebruik van 4’-fluiten op alle manualen en het pedaal (waarvan één met de Tremulant). Daarna wisselt de klankkleur in een overgangszin dank zij de Voix humaine (eveneens met Tremulant), waarna de beide thema’s van het eerste gedeelte terugkeren (A’). Daarbij worden deze wel anders verwerkt dan in A.

Het luchtige Intermezzo (IV) in f-majeur kent een driedelige vorm die identiek is aan die van het voorafgaande deel (A B A’) en heeft een ironische en toverachtige sfeer. Ook hier kent het eerste gedeelte twee thema’s, die nu echter met elkaar contrasteren, het eerste is dansant en het tweede, dat maar kort aan bod komt (in het pedaal) is afgeleid van de kop van het koraalthema van het vorige deel. Het middengedeelte in 6/8 ‘maat (B) heeft zowel ritmisch, dankzij de syncopen in de begeleiding, als harmonisch, dankzij de chromatiek, een grillig karakter. Ook de door de componist verlangde klokjesachtige registratie van de begeleiding met fluit 8’ en de twee octasven hoger klinkende 2’ draagt hieraan bij. Na de terugkeer naar deel A’ keert dit, als sterk verkorte vorm van A terug waarna het op humoristische wijze onverwacht eindigt.

De Finale (V)  in g mineur vangt aan met het ritmische gewijzigde fugathema dat wordt gevolgd door het tweede thema van het eerste gedeelte van het Adagio (a2) dat uiteindelijk overgaat in het koraalthema van het Adagio in het pedaal. Dit wordt vergezeld van een nieuw breed zangthema in de sopraan dat begint met een dalende sext. Via allerlei modulerende doorwerkingen over het tweede thema van het Adagio (a2) en over het hoofdthema van de Finale  mondt deze passage uit in de re-expositie van de Finale. Die voert uiteindelijk naar een hymnisch, maar virtuoos omspeeld slot over het koraalthema in de bas en het zangthema in de sopraan. Nog een korte cadens en dan voert thema a2 , begeleid door  de kop van het koraalthema in de bas, in enkele maten naar de slotakkoorden.

Gegevens concert

Locatie: Kathedrale Basiliek St.-Bavo, Haarlem, Leidsevaart 146, 2014 HE Haarlem. De hoofdingang bevindt zich tussen de torens aan het Bisschop Bottemanneplein.
Toegang: gratis, vrijwillige bijdrage. Kosten € 10-15,– per persoon. Donaties: zie donateurspagina



Sponsoren 2025

Sponsoren 2024